Waarom ziet een voorwerp er anders uit als licht verandert? Beïnvloedt licht de kleur zo sterk? Het antwoord op die vraag is ja. Er zijn verschillende effecten die bepalend zijn voor de kleur van een voorwerp.
Als er licht op een voorwerp valt, kunnen er drie dingen gebeuren: het voorwerp laat het licht door, het absorbeert het licht of het weerkaatst het licht. Wat er in elke situatie gebeurt, is afhankelijk van het voorwerp. Witte voorwerpen zien er wit uit omdat ze alle kleuren weerkaatsen en zwarte voorwerpen zien er zwart uit omdat ze alle kleuren absorberen. Een sinaasappel is oranje omdat dit fruit alle kleuren absorbeert, behalve oranje. Dit gaat echter alleen op voor wit licht. Als je een voorwerp blootstelt aan gekleurd licht, is het een ander verhaal. Stel dat we een blauw voorwerp verlichten met blauw licht. Het voorwerp weerkaatst dan nog steeds blauw en ziet er dus blauw uit. Maar als datzelfde blauwe licht op een rood voorwerp valt, wordt het blauwe licht geabsorbeerd en wordt er geen licht weerkaatst. Het resultaat is dat het rode voorwerp onder invloed van dit licht zwart lijkt.
Rayleighverstrooiing
In de natuur vinden we meer effecten van kleur en licht. Het licht van de zon moet een enorme afstand overbruggen voordat het de aarde bereikt. Deze grote afstand veroorzaakt verstrooiing van het licht, de zogenaamde Rayleighverstrooiing. Deze Rayleighverstrooiing is de reden waarom de lucht overdag blauw kleurt en de zon bij zonsopgang en zonsondergang rood wordt. De afstand tussen een voorwerp en de kijker is ook van invloed op de kleur: hoe verder het voorwerp van de kijker af staat, hoe vager het contrast wordt en hoe minder duidelijk de kleuren van het voorwerp worden. Ze passen zich aan aan de achtergrondkleur, meestal blauw. Daardoor zien voorwerpen in de verte er voor ons vaag uit en krijgen ze een blauwe schijn.
Geïnteresseerd in de werking van dit effect? Experimenteer er dan mee in de natuur, of lees de theoretische achtergrond in onze whitepaper.